Een brug is een vaste of beweegbare verbinding voor het verkeer, tussen twee punten die gescheiden zijn door een rivier, kanaal, kloof, dal, weg, spoorweg of een ander obstakel.
Een brug kan ontworpen zijn om een spoorweg, rijbaan, kanaal (kanaalbrug) of waterleiding (aquaduct) te dragen. Een lange brug wordt, als hij over een andere weg of spoorlijn loopt, ook wel een viaduct genoemd. Bruggen over een waterweg hebben soms een beweegbaar onderdeel; bij een kruising met een weg of spoorweg zal men de brug hoog genoeg maken of anders een gelijkvloerse kruising aanleggen.
Bruggen worden in de regel van gewapend beton, metselwerk, staal (eerder gietijzer) geconstrueerd. Voor korte en kleinere bruggen kunnen andere materialen zoals hout en bamboe gebruikt worden. Tegenwoordig is kunststof ook een veelgebruikt materiaal. Een brug bestaat in hoofdzaak uit twee onderdelen:
-
de bovenbouw, waarover het verkeer en dergelijke gaat, en
-
de onderbouw, met pijlers en funderingen, die de krachten van de brug op de ondergrond overbrengt.
In de oudheid ontstonden natuurlijke bruggen door omgevallen bomen, door de wind of het water uitgeslepen gaten in gesteenten.
Onze verre voorouders maakten gebruik van deze voorbeelden en maakten tevens nieuwe verbindingen, waar deze nodig werden geacht. Dit gebeurde door boomstammen of lange stenen naar de gewenste plaats te transporteren.
Clam Bridge in Engeland
Als de bovenstaande methoden niet tot het gewenste resultaat leidden of als grote stenen en lange boomstammen niet voorradig waren of te kort bleken voor de gewenste verbinding, moest men naar andere methoden omzien. Een van de gebruikte constructie methoden was het tegen elkaar stapelen van stenen, later in verband met de stabiliteit voorzien van een specielaag.
Een oude stenen welfbrug (ook wel boogbrug genoemd)
Brug van Lavertezzo in Zwitserland
Ook leerde men gevlochten kabels van lianen en touw toepassen, waardoor hangbruggen over diepe ravijnen of bredere rivieren konden worden gemaakt.
Nederland bestaat grotendeels uit vlakke en waterrijke gebieden. Men maakt daarom dankbaar gebruik van het water om mensen, dieren en goederen van de ene plaats naar de andere te vervoeren. Bij het maken van oeververbindingen moet er dus terdege rekening mee worden gehouden dat vaartuigen een dergelijke verbinding kunnen passeren. Naast het gebruiken van veerponten en schipbruggen maakt men daarom ook beweegbare bruggen, die omhoog of opzij kunnen worden verplaatst om de vaarweg vrij te maken.
Een veerpont, waarmee wegverkeer kan worden overgevaren
Omdat er in Nederland zoveel water is en het land doorgaans erg vlak, heeft Nederland een vooraanstaande positie op het gebied van beweegbare bruggen. We kennen in ons land vele verschillende uitvoeringen, die allemaal hun voor- en nadelen hebben. De meest voorkomende zijn: Ophaalbrug, basculebrug, draaibrug, rolbrug, hefbrug en de meer bijzondere: rolbasculebrug, staartbrug, vouwbrug, scholle, schipbrug.